Haar titels en heerschappijen waren meer volledig (in contemporain Nederlands):
Hare majesteit Elisabeth Amalia Eugénie, Keizerin van Oostenrijk, Koningin van Hongarije, Bohemen, Dalmatië, Kroatië, Esclavonië, Galicië, Lodomirië en Illyrië, Koningin van Jerusalem, Aartshertogin van Oostenrijk, Groothertogin van Toskane en Krakau, Hertogin van Lotharingen, Salzburg, Styrië, Carinthe, Carniole, Bukowina, Grootvorstin van Transylvanië, Markgravin van Moravië, Hertogin van Hoog- en Laag-Silezë, Modena, Parma, Pianzenca en Guastalla, van Auschwitz en Zator, van Teschen, Frioul, Ragusa en Zara, Vorstelijke Gravin van Habsburg, Tyrol, Kyburg, Goritz en Gradisca, Prinses van Trente en Brixen, Markgravin van Hoog- en Laag-Lusace en Istrië, Gravin van Hohenembs, Feldkirch, Bregenz, Sonnenberg enz. enz. Aldus een opsomming in het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage van 8 mei 1884 (via Delpher).
Hieruit blijkt ook hoe ingewikkeld de constructies uit het feodale stelsel waren die in de politiek op de achtergrond altijd meespeelden.