M. van Heijst, Wed. Vinkenra, 'Slaap, slaap gerust, mijn kindjen slaap', in: Volks-liedjens, uitgegeven door de maatschappij Tot nut van 't algemeen (Amsterdam, 1789-1807, 5 dln.). Op dbnl.org.
Petronella Moens en Bernardus Bosch, 'Ja, vleiend Hartediefjen', in: Liederen voor het vaderland (1792). Op dbnl.org.
J.P. Heije, Kinderliederen (1843; 2e bundel 1844; 3e bundel 1852). De verzamelbundel Al de kinderliederen uit 1861 bevat 150 kinderliedjes. Op dbnl.org. Gearchiveerd op 21 juni 2023.
J.J.A. Goeverneur, De musiceerende hazen, in: De zingende kinderwereld (1866). Vrije vertaling van het kindergedichtje 'In einem grünen Thälu-Thälulein, da saßen zwei kleine Häsulein' van Hoffmann von Fallersleben. Wijs: 'Duitsche volksmelodie'. Bewerking/arrangement: J. Worp. Gearchiveerd op 25 september 2022.
J.J.A. Goeverneur, Mop en Mopje, in: De zingende kinderwereld (1866). Vertaling van het Duitse kindergedichtje 'Als unser Mops ein Möpschen war' van A. Hoffmann von Fallersleben. Wijs: Duitsche volksmelodie. Bewerking/arrangement: J. Worp. Gearchiveerd op 15 januari 2021.
Zie hiervoor het achtergrondartikel over deze handschriftencollecties: Louis Grijp, 'Kinderliedverzamelingen in het Meertens instituut', in Poëzie is kinderspel. Poëzie onder en boven de achttien, red. A. de Vries e.a. (2000), blz. 86-98. Op dbnl.org. Deze collecties zijn online te raadplegen in de Nederlandse Liederenbank.
Een seer Vermakelyke klugt, die daer is voorgevallen tussen een Switzer en den Vogel, binnen Amsterdam. In: Het speel-schuytje met vrolyke naay-meysjes zingende en queelende de aldernieuwste gezangen (1751). Op dbnl.org.
Twee Duitse voorgangers: Weisse en Burmann. P.J. Buijnsters, 'Nawoord', in: Kleine gedigten voor kinderen (Amsterdam, 1998). Op dbnl.org. Hierin: "Over twee meer directe inspiratiebronnen heeft Van Alphen nooit geheimzinnig gedaan. In het voorbericht tot zijn Proeve noemt hij als zodanig Weisses Lieder für Kinder (Leipzig 1767/1769) en de Kleine Lieder für kleine Mädchen und Jünglinge (Berlijn 1777) van Gottlob Wilhelm Burmann. (...) Want wat mr. Hieronijmus in 1778 voor Nederland met zijn eerste bundel kindergedichten wilde beproeven, dat had Weisse in 1767-1769 al voor Duitsland bereikt met zijn Lieder für Kinder. Weisses bundel moet Van Alphen ook daarom zo hebben aangesproken, omdat de Duitse dichter eveneens recent voor de eerste keer vader was geworden en deze liederen voor zijn eigen kinderen gemaakt had. Daarnaast vond hij in Weisses liederen het hele deugdenscala van de christelijke Verlichting op een voor kinderen aantrekkelijke wijze verwoord". Gearchiveerd op 24 mei 2023.
Anders dan bij de traditionele, religieuze ideeën over opvoeding (die stelden dat elk kind ten diepste zondig was en dat opvoeders kwade neigingen dienden in te dammen), ontstaat bij Verlichtings-filosofen als John Locke de kijk op het kind als onbeschreven blad (tabula rasa). Opvoeders moeten niet alleen verkeerd gedrag straffen, maar ook het goede belonen. Het ideaal van het 'spelend leren' ontstaat, dat moet aansluiten bij de leeftijdsfase van het kind. Het doel is om, met zorg en liefde, het kind op te voeden tot deugdzame en beschaafde burger, waarbij ook het geloof belangrijk is (het kind opvoeden 'als mens, als christen en als burger', zoals het heette). Gert-Jan Johannes en Inger Leemans, 'Het kinderboek en de nieuwe pedagogie', in: Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800: de Republiek (2017).
Vanuit de idealen over opvoeding en onderwijs in de Verlichting, kwam een omvangrijke nieuwe kinder- en schoolliteratuur tot stand: almanakken speciaal voor kinderen, kindertijdschriften, kinderliedboeken, gedichten, romans, prentenboeken, leerboeken, enz. Gert-Jan Johannes en Inger Leemans, 'Het kinderboek en de nieuwe pedagogie', in: Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800: de Republiek (2017).
Jan Stroop, 'De nieuwe koers van Dr. Heije', in: Literatuur zonder leeftijd (2002). Hierin: 'Een volgend punt van actie [door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen] was verplicht zangonderwijs op de lagere school. (...) In 1857 werd dit verplichte zangonderwijs eindelijk inderdaad in de schoolwet opgenomen. Daarbij werd het zangonderwijs ingericht naar het model van de volkszangscholen van het Nut'.
Bijvoorbeeld in 1836 werd de Haagsche Zondagschool opgericht; in 1865 de Amsterdamse Nederlandse zondagsschool vereniging (met 281 scholen); en in 1871 de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging. Zie bijv. J.P. Tazelaar, Gedenk-boek (1911). Gearchiveerd op 8 augustus 2021.
De nieuwe idealen over onderwijs die de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen uitdroeg, waren ontstaan ten tijde van de Verlichting: elk kind had recht op onderwijs; dat moest niet door religieuze instellingen worden verzorgd maar door de staat; en door goed onderwijs zou een kind zich kunnen ontwikkelen tot een beschaafde en deugdzame burger.
Hun eerste kweekscholen bevonden zich in Haarlem (1795), Amsterdam (1796) en Groningen (1797). De opleiding tot onderwijzer, in: P.T.F.M. Boekholt en E.P. de Booy, Geschiedenis van de school in Nederland vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd (Assen/Maastricht, 1987). Op dbnl.org. Gearchiveerd op 16 december 2022.
Vanuit de idealen van de Romantiek, hoopte men in de volkscultuur de 'ware volksziel' te vinden. Hierdoor kwam er in de negentiende eeuw onderzoek op gang naar folklore, tradities, orale literatuur (sprookjes, volksliedjes) enz. In Duitsland gingen bijvoorbeeld de gebroeders Grimm sprookjes verzamelen, Hoffmann von Fallersleben volksliedjes. De romantische belangstelling voor de volkscultuur kwam halverwege de eeuw van Duitsland naar de Lage Landen overgewaaid (de Duitser Hoffmann von Fallersleben was de eerste die Nederlandstalige volksliedjes verzamelde, uitgave 1833); in navolging van hem werden er liedverzamelingen aangelegd door bijvoorbeeld de Vlaming J.F. Willems en de Nederlander J. van Vloten. Joseph Theodoor Leerssen, Nationaal denken in Europa: een cultuurhistorische schets (1999), blz. 80 e.v., op books.google.nl. En ook: Lemma Volkslied-1 in het Algemeen Letterkundig Lexicon, G.J. van Bork, D. Delabastita, H. van Gorp, P.J. Verkruijsse en G.J. Vis, 2012, geraadpleegd op 8 december 2019.. Gearchiveerd op 28 juni 2023.
Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen, verzameld door Dr. J. van Vloten (1e dr. 1871, 4e vermeerderde dr. 1894). Op dbnl.org. Hieronder zijn ook liedjes die volwassenen zich uit hun jeugd herinneren, waarmee het liedje nog eens twintig à dertig jaar eerder in de tijd kan worden geplaatst. Gearchiveerd op 27 oktober 2021.
"Duidelijk is in elk geval dat de Meertens-kinderliedcollectie een grote cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt. Hier is een stuk Nederlandse orale cultuur in al zijn diversiteit vastgelegd en gedocumenteerd, een cultuur die grotendeels is verdwenen". In: Louis Grijp, 'Kinderliedverzamelingen in het Meertens instituut', in: Poëzie is kinderspel. Poëzie onder en boven de achttien, red. A. de Vries e.a. (2000), blz. 86-98. Op dbnl.org.
Zogauw één variant in een gezaghebbend liedboek of op een veel gebruikte website wordt vermeld, kunnen overige varianten verdwijnen. Zie hiervoor: Louis Grijp, 'Op de bres voor smartlap en kinderlied', in: Literatuur zonder leeftijd (2002). Hierin: "Een lied vastleggen op papier heeft bovendien ook zo zijn nadelen. Dat bleek nadat Nienke van Hichtum en Jop Pollmann hun liedboek Het spel van moeder en kind (1936) publiceerden, gebaseerd op mondelinge overleveringen. 'Je merkt dat na het verschijnen van dat boek variaties van liedjes verdwijnen. De schriftelijke versie wordt opeens de officiële versie van een lied'". Gearchiveerd op 19 oktober 2021.
Vanuit de idealen van de Romantiek, hoopte men in de volkscultuur de 'ware volksziel' te vinden. Hierdoor kwam er in de negentiende eeuw onderzoek op gang naar folklore, tradities, orale literatuur (sprookjes, volksliedjes) enz. In Duitsland gingen bijvoorbeeld de gebroeders Grimm sprookjes verzamelen, Hoffmann von Fallersleben volksliedjes. De romantische belangstelling voor de volkscultuur kwam halverwege de eeuw van Duitsland naar de Lage Landen overgewaaid (de Duitser Hoffmann von Fallersleben was de eerste die Nederlandstalige volksliedjes verzamelde, uitgave 1833); in navolging van hem werden er liedverzamelingen aangelegd door bijvoorbeeld de Vlaming J.F. Willems en de Nederlander J. van Vloten. Joseph Theodoor Leerssen, Nationaal denken in Europa: een cultuurhistorische schets (1999), blz. 80 e.v., op books.google.nl. En ook: Lemma Volkslied-1 in het Algemeen Letterkundig Lexicon, G.J. van Bork, D. Delabastita, H. van Gorp, P.J. Verkruijsse en G.J. Vis, 2012, geraadpleegd op 8 december 2019.. Gearchiveerd op 28 juni 2023.
isgeschiedenis.nl
Er heerste grote armoede in de 19e eeuw, zowel in de stad als op het platteland. Zie hiervoor bijv. Auke van der Woud, Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw (2010): Bijna de helft van de bevolking verkommerde in krotten en kelders. Pas na 1880 ging de overheid hier stappen tegen ondernemen.
In arme buurten werd er veel bedorven voedsel en rottend fruit gegeten en de sterftecijfers en hoge kindersterfte lag er hoger dan in betere buurten. De armenzorg was zeer versnipperd en lag vooral bij de kerken voor de overheid zich hiermee ging bezighouden. Zie onder andere: Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw en Armoede en armenzorg in de eerste helft van de 19e eeuw.
Kleine gedigten voor kinderen, op kb.nl. Hierin: "De gedichtjes zijn een enorm succes. Voor het eerst worden hier in het Nederlands teksten gemaakt speciaal voor kinderen, geschreven vanuit de belevingswereld van een kind. In Nederland is dat niet eerder vertoond. De stijl van de gedichten is vlot en toegankelijk, ook nu nog. Er zit meestal wel een wijze les in de teksten, maar die is niet streng. Van Alphen is de vriendelijke jonge vader die de kinderen goed gezind is en begrip heeft voor hun leefwereld.". Gearchiveerd op 2 maart 2022.
Er heerste grote armoede in de 19e eeuw, zowel in de stad als op het platteland. Zie hiervoor bijv. Auke van der Woud, Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw (2010): Bijna de helft van de bevolking verkommerde in krotten en kelders. Pas na 1880 ging de overheid hier stappen tegen ondernemen.
In arme buurten werd er veel bedorven voedsel en rottend fruit gegeten en de sterftecijfers en hoge kindersterfte lag er hoger dan in betere buurten. De armenzorg was zeer versnipperd en lag vooral bij de kerken voor de overheid zich hiermee ging bezighouden. Zie onder andere: Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw en Armoede en armenzorg in de eerste helft van de 19e eeuw.
Ach Christe ons verlosser soet, van Michael Weisse. In: Een Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid (Frankfurt, 1565). Op liederenbank.nl.
Dit dachwerck is nu oock volbracht, van Johannes Zwick. In: Een Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid (Frankfurt, 1565). Op liederenbank.nl.
D.A. Valcoogh, Een nut ende profytelijck boecxken ghenaemt Den regel der Duytsche Schoolmeesters (Amsterdam, 1591). Hierin: 'Ghy jonghe kinders wilt op mijn leer mercken' (met de aanwijzing: 'Dit Kinderliedeken salmen alle Saterdagen singen te samen'); en 'Ontwaeckt wilt uyt den slaep oprijsen' (met de titel 'Een lustich nieuwe Jaerliedt, 't welck den Schoolmeester zijn Scholiers alle Jaren tegen den eersten January sal leeren singhen'). Op liederenbank.nl. Gearchiveerd op 17 augustus 2023.
Ey Jantje kind / Van mijn bemind, onder de titel 'Een vermakelyk Wiege-Lied, seer genoeglyk by de Wieg te singen'. In: De Amsterdamse gaare-keuken (Amsterdam, 1714).
Wagen dat is, wagen dat is, in Honderd oude Vlaamsche liederen (1897), samengesteld door Jan Bols; op liederenbank.nl.
De oudste vindplaats in de Liederenbank met een variant van dit liedje die begint met een herhaald 'En bij de maneschijn' is de Collectie Hichtum (verzameld in de jaren 1904-1938), zie: 'En bij maneschijn / En bij maneschijn'.
Zie de kinderliederen in de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut, met de zoekwoorden kinderlied, wiegelied en slaaplied (de treffers overlappen elkaar gedeeltelijk). In de Liederenbank zijn ruim 20.000 kinderliedjes (inclusief varianten) uit honderden bronnen van de middeleeuwen tot de eenentwintigste eeuw ontsloten. De Liederenbank is compleet tot en met de zestiende eeuw, op basis van het Repertorium van het Nederlandse Lied (2001). De Liederenbank is voor iedereen online raadpleegbaar. Geraadpleegd najaar 2014 en winter 2019-2020. Gearchiveerd op 17 augustus 2023.
De Liederenbank bevat 91 varianten van dit liedcomplex: Klein klein kleutertje wat doe je in mijn hof. Het liedje is in het Duits bekend als:
'Puthöneken! Puthöneken!
Wat deist'u in usen Gåren
Du plückst uns all de Blömkens aff,
Du måkst er all to groff.
Mamaken de wärd kiewen,
Papaken de wärd schlån;
Puthöneken, Puthöneken,
Wat deist in unsen Går'n?'.
Bijvoorbeeld van het versje 'Klikspaan boterspaan / Je mag niet door mijn straatje gaan' heeft de Liederenbank 76 varianten. Het kent ook als beginregels: 'Klikspaan, halve maan', 'Klikspaan, Armiaan' en 'Klikspaan, oliebaan'. Soms zijn de verschillen juist heel klein, bijvoorbeeld: je 'mag' of je 'durft' niet 'door mijn straatje gaan'. Zie: Klikspaan boterspaan, 76 varianten in de Nederlandse Liederenbank, op liederenbank.nl. De ene variant is niet 'beter' of 'juister' dan de andere (het is immers niet meer bekend hoe het oorspronkelijke lied ging); ze maken allemaal deel uit van hetzelfde liedcomplex. Alleen is soms wel vast te stellen dat een bepaalde variant in de loop van de tijd steeds meer de boventoon gaat voeren.
literatuurgeschiedenis.nl
Kinderliteratuur. Alweer een nieuw genre: kinderliteratuur, op: literatuurgeschiedenis.nl. Hierin: "Van Alphen was de eerste schrijver die er in 1778 in slaagde een echt Nederlands kinderboek te schrijven. Voor die tijd bestonden er wel kinderboeken, maar alleen in vertaling. De sprookjes van Moeder de Gans, met beroemde sprookjes als Doornroosje, Roodkapje, Assepoester, De gelaarsde kat en Klein Duimpje, waren al in 1754 te krijgen. Uit het Frans vertaald. Rond die tijd werden in Nederland ook discussies gevoerd over de vraag hoe kinderen het best konden worden aangesproken en onderwezen. Toch duurde het tot 1778 voordat Van Alphens kindergedichtjes verschenen. (...) Daarin worden voor het eerst in eenvoudige kindertaal Nederlandse kinderen met Nederlandse problemen beschreven. Elk gedichtje gaat over herkenbare situaties in en om het huis en leert hoe kinderen zich idealiter zouden moeten gedragen, zodat ze beschaafde, tolerante burgers worden. (...) Na Van Alphens bundel werd kinderliteratuur ontdekt als interessant commercieel genre en gingen uitgevers, pedagogen en broodschrijvers ermee aan de haal. Typisch achttiende-eeuwse genres als het tijdschrift en de briefroman verschenen al snel in varianten voor kinderen".
meermuziekindeklas.nl
Vanaf ongeveer de jaren 1960 kwam er op een deel van de lagere scholen minder aandacht voor het zangonderwijs. Deze verschoof meer naar muziekonderwijs (luisteren i.p.v. zingen, impressie i.p.v. expressie).
In 1985 ging de vijf-jarige kweekschool op in de vier-jarige PABO en was muziek niet langer een toelatingseis. De Vereniging Leraren Schoolmuziek wees op een vicieuze cirkel: doordat Pabo-studenten zelf als kind geen Zangonderwijs en soms zelfs geen Muziekonderwijs hadden gekregen, waren ze niet in staat om op de PABO het vereiste niveau voor het geven van dit vak te behalen. De aandacht voor Zangonderwijs en het niveau ervan, ging sterk afhangen van de school/het schooltype, van de individuele onderwijzer of van het al dan niet inhuren van een vakdocent.
In 2000 gebruikte ongeveer de helft van de basisscholen géén vaste methode voor Muziekles. Ongeveer 37% gebruikte een methode die alle expressievakken besloeg (toneel, handvaardigheid, tekenen, muziek en dans).
Onderzoek rond 2000 wees uit dat de stemomvang van kinderen nagenoeg niet meer dan slechts een kwint omvatte; het gemiddelde stembereik lag maximaal tussen 'a in het klein octaaf en e in het ééngestreept'; en dat kinderen uitsluitend nog met het borstregister konden zingen. Doordat het actieve zangonderricht op een groot aantal scholen was verworden tot passief meezingen of luisteren, was het liedrepertoire dat kinderen uit hun hoofd konden zingen uiterst beperkt.
Zie G. Hartkamp, Het muziekonderwijs in Nederland tijdens de 20e eeuw. Een eeuw muziekonderwijs langs de lat: van productie naar consumptie? (eindscriptie Muziekwetenschap, UU, 2005); en de website meermuziekindeklas ('Over ons', 'Ons doel').
Het doel luidt: "structureel muziekonderwijs voor alle basisschoolkinderen". Op meermuziekindeklas.
D.A. Valcoogh, Een nut ende profytelijck boecxken ghenaemt Den regel der Duytsche Schoolmeesters (Amsterdam, 1591). Hierin: 'Ghy jonghe kinders wilt op mijn leer mercken' (met de aanwijzing: 'Dit Kinderliedeken salmen alle Saterdagen singen te samen'); en 'Ontwaeckt wilt uyt den slaep oprijsen' (met de titel 'Een lustich nieuwe Jaerliedt, 't welck den Schoolmeester zijn Scholiers alle Jaren tegen den eersten January sal leeren singhen'). Op liederenbank.nl. Gearchiveerd op 17 augustus 2023.
J.P. Heije, Kinderliederen (1843; 2e bundel 1844; 3e bundel 1852). De verzamelbundel Al de kinderliederen uit 1861 bevat 150 kinderliedjes. Op dbnl.org. Gearchiveerd op 21 juni 2023.
J.J.A. Goeverneur, De musiceerende hazen, in: De zingende kinderwereld (1866). Vrije vertaling van het kindergedichtje 'In einem grünen Thälu-Thälulein, da saßen zwei kleine Häsulein' van Hoffmann von Fallersleben. Wijs: 'Duitsche volksmelodie'. Bewerking/arrangement: J. Worp. Gearchiveerd op 25 september 2022.
J.J.A. Goeverneur, Mop en Mopje, in: De zingende kinderwereld (1866). Vertaling van het Duitse kindergedichtje 'Als unser Mops ein Möpschen war' van A. Hoffmann von Fallersleben. Wijs: Duitsche volksmelodie. Bewerking/arrangement: J. Worp. Gearchiveerd op 15 januari 2021.
Zie de kinderliederen in de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut, met de zoekwoorden kinderlied, wiegelied en slaaplied (de treffers overlappen elkaar gedeeltelijk). In de Liederenbank zijn ruim 20.000 kinderliedjes (inclusief varianten) uit honderden bronnen van de middeleeuwen tot de eenentwintigste eeuw ontsloten. De Liederenbank is compleet tot en met de zestiende eeuw, op basis van het Repertorium van het Nederlandse Lied (2001). De Liederenbank is voor iedereen online raadpleegbaar. Geraadpleegd najaar 2014 en winter 2019-2020. Gearchiveerd op 17 augustus 2023.
Twee Duitse voorgangers: Weisse en Burmann. P.J. Buijnsters, 'Nawoord', in: Kleine gedigten voor kinderen (Amsterdam, 1998). Op dbnl.org. Hierin: "Over twee meer directe inspiratiebronnen heeft Van Alphen nooit geheimzinnig gedaan. In het voorbericht tot zijn Proeve noemt hij als zodanig Weisses Lieder für Kinder (Leipzig 1767/1769) en de Kleine Lieder für kleine Mädchen und Jünglinge (Berlijn 1777) van Gottlob Wilhelm Burmann. (...) Want wat mr. Hieronijmus in 1778 voor Nederland met zijn eerste bundel kindergedichten wilde beproeven, dat had Weisse in 1767-1769 al voor Duitsland bereikt met zijn Lieder für Kinder. Weisses bundel moet Van Alphen ook daarom zo hebben aangesproken, omdat de Duitse dichter eveneens recent voor de eerste keer vader was geworden en deze liederen voor zijn eigen kinderen gemaakt had. Daarnaast vond hij in Weisses liederen het hele deugdenscala van de christelijke Verlichting op een voor kinderen aantrekkelijke wijze verwoord". Gearchiveerd op 24 mei 2023.
Kleine gedigten voor kinderen, op kb.nl. Hierin: "De gedichtjes zijn een enorm succes. Voor het eerst worden hier in het Nederlands teksten gemaakt speciaal voor kinderen, geschreven vanuit de belevingswereld van een kind. In Nederland is dat niet eerder vertoond. De stijl van de gedichten is vlot en toegankelijk, ook nu nog. Er zit meestal wel een wijze les in de teksten, maar die is niet streng. Van Alphen is de vriendelijke jonge vader die de kinderen goed gezind is en begrip heeft voor hun leefwereld.". Gearchiveerd op 2 maart 2022.
Bijvoorbeeld in 1836 werd de Haagsche Zondagschool opgericht; in 1865 de Amsterdamse Nederlandse zondagsschool vereniging (met 281 scholen); en in 1871 de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging. Zie bijv. J.P. Tazelaar, Gedenk-boek (1911). Gearchiveerd op 8 augustus 2021.
De nieuwe idealen over onderwijs die de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen uitdroeg, waren ontstaan ten tijde van de Verlichting: elk kind had recht op onderwijs; dat moest niet door religieuze instellingen worden verzorgd maar door de staat; en door goed onderwijs zou een kind zich kunnen ontwikkelen tot een beschaafde en deugdzame burger.
Hun eerste kweekscholen bevonden zich in Haarlem (1795), Amsterdam (1796) en Groningen (1797). De opleiding tot onderwijzer, in: P.T.F.M. Boekholt en E.P. de Booy, Geschiedenis van de school in Nederland vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd (Assen/Maastricht, 1987). Op dbnl.org. Gearchiveerd op 16 december 2022.
Vanuit de idealen van de Romantiek, hoopte men in de volkscultuur de 'ware volksziel' te vinden. Hierdoor kwam er in de negentiende eeuw onderzoek op gang naar folklore, tradities, orale literatuur (sprookjes, volksliedjes) enz. In Duitsland gingen bijvoorbeeld de gebroeders Grimm sprookjes verzamelen, Hoffmann von Fallersleben volksliedjes. De romantische belangstelling voor de volkscultuur kwam halverwege de eeuw van Duitsland naar de Lage Landen overgewaaid (de Duitser Hoffmann von Fallersleben was de eerste die Nederlandstalige volksliedjes verzamelde, uitgave 1833); in navolging van hem werden er liedverzamelingen aangelegd door bijvoorbeeld de Vlaming J.F. Willems en de Nederlander J. van Vloten. Joseph Theodoor Leerssen, Nationaal denken in Europa: een cultuurhistorische schets (1999), blz. 80 e.v., op books.google.nl. En ook: Lemma Volkslied-1 in het Algemeen Letterkundig Lexicon, G.J. van Bork, D. Delabastita, H. van Gorp, P.J. Verkruijsse en G.J. Vis, 2012, geraadpleegd op 8 december 2019.. Gearchiveerd op 28 juni 2023.
Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen, verzameld door Dr. J. van Vloten (1e dr. 1871, 4e vermeerderde dr. 1894). Op dbnl.org. Hieronder zijn ook liedjes die volwassenen zich uit hun jeugd herinneren, waarmee het liedje nog eens twintig à dertig jaar eerder in de tijd kan worden geplaatst. Gearchiveerd op 27 oktober 2021.
Zogauw één variant in een gezaghebbend liedboek of op een veel gebruikte website wordt vermeld, kunnen overige varianten verdwijnen. Zie hiervoor: Louis Grijp, 'Op de bres voor smartlap en kinderlied', in: Literatuur zonder leeftijd (2002). Hierin: "Een lied vastleggen op papier heeft bovendien ook zo zijn nadelen. Dat bleek nadat Nienke van Hichtum en Jop Pollmann hun liedboek Het spel van moeder en kind (1936) publiceerden, gebaseerd op mondelinge overleveringen. 'Je merkt dat na het verschijnen van dat boek variaties van liedjes verdwijnen. De schriftelijke versie wordt opeens de officiële versie van een lied'". Gearchiveerd op 19 oktober 2021.