Faujas de Saint-Fond, B. (1798–9). Histoire naturelle de la montagne de Saint-Pierre de Maestricht: 59, afb. 4 en 51, blijkens de tekst beide de schedel van Godding; afb. 5, de schedel van Teylers Museum; afb. 6, de onderkaak die in het bezit van Petrus Camper zou zijn geweest, blijkens het bijschrift getekend door Camper zelf en nu in het bezit van zijn zoon.
Camper schrijft dat potvissen kleine of rudimentaire tanden in de bovenkaak hebben en hij verwijst hierbij naar Fauna Groenlandica van Otto Fabricius, waar op pagina 42, na een beschrijving van de tanden in de onderkaak, te lezen is: In maxilla superiori dentes veros s. visibiles quidem non habet: attamen in lacuna supra memorata dantur cavitates ut receptacula dentium maxillae inferioris, quarum interstitia eminentia condunt dentes minutos admodum curuatos etc..., met andere woorden dat er zich in de bovenkaak weliswaar geen zichtbare tanden bevinden maar dat er tussen de holtes waarin de tanden van de onderkaak vallen wel heel kleine tanden zitten. Een potvis heeft inderdaad rudimentaire tanden in de bovenkaak.
Over het moment dat de vondst gedaan werd bestaan geen bronnen. We weten in elk geval dat de resten in 1766 in handen kwamen van J.B. Drouin. Zie bijvoorbeeld: Van Regteren Altena (1956): 86. Robert de Limbourg le jeune schreef dat hem ter ore was gekomen dat er in de Sint-Pietersberg krokodillenbeenderen waren gevonden maar dat navraag bij Hoffmann hem leerde dat het "slechts" om de beenderen van een walvis zou gaan. De Limbourgs verslag verscheen in 1777 in druk als "Mémoire pour servir à l'histoire naturelle des fossiles des Pays-bas", in: Mémoires de l'Académie Impériale et Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles1: 363-410 (de aangehaalde noot staat onderaan p. 402) (online tekst). Uit het Journal des séances blijkt op p. lxxxii dat de mémoire al op de bijeenkomst van 7 februari 1774 is voorgelezen. Blijkbaar was Hoffmann in 1774 al van het idee afgebracht (door Camper?) dat de fossiele kaken van krokodillen waren.
doi.org
Leblanc, A.R.H., Caldwell, M.W. & Bardet, N. (2012). A new mosasaurine from the Maastrichtian (Upper Cretaceous) phosphates of Morocco and its implications for mosasaurine systematics. Journal of Vertebrate Paleontology32 (1): 82–104. DOI: 10.1080/02724634.2012.624145.
kb.nl
resolver.kb.nl
Van Marum, M. (1790). 'Beschrijving der beenderen van den kop van eenen visch, gevonden in den St. Pietersberg bij Maastricht, en geplaatst in Teylers Museum.' Verhandelingen uitgegeeven door Teyler's Tweede Genootschap8: 383–389 + plaat I en II (gedigitaliseerde versie op Early Dutch Books Online); pdf van het hele deel. Van Marum beschrijft de beenderen als behorend tot "een soort der groote ademhaalende visschen (Pisces cetacei)", waarmee uiteraard walvissen worden bedoeld. Hij verwijst op pagina 386 naar de publicatie van Petrus Camper uit 1786 in Philosophical Transactions, waaruit blijkt dat hij niet zelf tot de conclusie is gekomen dat het hier om walvisbeenderen gaat maar dat hij de opvatting van Camper volgt. Uit het formaat van de kaken en het gegeven dat de bovenkaak tanden draagt maakt hij op dat het om een dolfijn gaat; op grond van het aantal tanden concludeert hij dat het een onbekende dolfijnensoort betreft. Op pagina 388 vermeldt hij dat het fossiel in 1784 door het museum is verworven.
l1nieuws.nl
Jarenlang was het exacte jaartal onduidelijk: Faujas de Saint-Fond noemde 1770 (p. 59); Camper noemde "rond 1770"; Cuvier noemde 1780 (p. 148). In 2015 vond Professor Ernst Homburg van de Universiteit Maastricht het juiste jaartal terug in een Luiks Tijdschrift (De Limburger 22-9-2015; Artikel op 1limburg.nl 21-9-2015).
Lindgren, J. et al. (2010). Convergent Evolution in Aquatic Tetrapods: Insights from an Exceptional Fossil Mosasaur. PLoS ONE5 (8)
scribd.com
Zie bijvoorbeeld Mulder, E.W.A. (1999). 'Transatlantic latest Cretaceous mosasaurs (Reptilia, Lacertilia) from the Maastrichtian type area and New Jersey.' Geologie en Mijnbouw78: 281–300, waarin Mulder concludeert dat Mosasaurus maximus Cope 1869 een synoniem is voor M. hoffmannii Mantell 1829
web.archive.org
Dortangs, R.W. et al. (2002). A large new mosasaur from the Upper Cretaceous of The Netherlands. Netherlands Journal of Geosciences / Geologie en Mijnbouw81(1): 1–8 (online tekst)
Volgens Ubachs (1969) vermeldt Rosa Godding deze datum in een brief uit 1815. Peggy Rompen (1995) geeft een bevestiging voor deze datum als ze (op pagina 42) de datum 18 Frimaire, An III noemt als vooravond van het transport, ten onrechte omgerekend naar 9 december omdat 18 frimaire in An III overeenkomt met 8 december (zie Franse republikeinse kalender, jaar III en An III op de Franse Wikipedia).
Peggy Rompen (1995) vermeldt als datum 11 november 1794. Het decreet werd echter vastgesteld op 22 Brumaire, wat in 1794 overeenkwam met 12 november (zie Franse republikeinse kalender, jaar III en An III op de Franse Wikipedia).