Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand. Studiƫn over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw, I, Haarlem, 1882, p. 300: "... den frieschen zeeschuimer Sappier of Sapper van Sylt of van Heemstra, bijgenaamd Grooten Pier, - volgens de beschrijving een kerel als een boom, donker van uitzigt, breedgeschouderd, met een langen zwarten baard, van nature een ruw humorist, door de omstandigheden in een afzigtelijk wreedaard herschapen.1 Uit persoonlijke wraak over bloedig onregt in 1514 hem aangedaan door de oostenrijksgezinden onder de Friezen (het dooden van bloedverwanten; het verwoesten eener hem toebehorende hofstede; aanvankelijk schijnt hij landbouwer geweest te zijn) beschouwde hij de hollandsche onderdanen van Karel V voortaan als zijne wettige prooi, naar lijf en goed. De boer werd boekanier, en liet door Karel van Egmond zich erkennen als het hoofd eener kleine vloot, eerlang de schrik van West-Friesland."