W.J. Formsma, Geschiedenis tussen Eems en Lauwers, Assen 1988, p. 26-28. A.S. de Blécourt, Oldambt en Ommelanden, Assen 1935, p. 322. T.K. Dullemond, ‘Een nieuw kanaaltje en een oude weg’, in: Bijdragen tot de kennis van de provincie Groningen en omgelegen streken 1 (1901), p. 172-173..
beeldbankgroningen.nl
In 1527 werd de vraag gesteld of het mogelijk was "dat de meyger des Rades Ffeenlant ghenomet bedikede". Dit betreft landerijen in de Tussenklappenpolder. Acker Stratingh en Venema noemen inderdaad de Hondelaan een "oude dijk" en de Oudeweg een "vermoedelijke dijk". P.J. Blok, Rekeningen der stad Groningen uit de 16de eeuw, Den Haag 1896, p. 92. 'Kaart van den Dollard (bij laag water)', in: G.A. Stratingh en, G.A. Venema, De Dollard of geschied-, aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen boezem der Eems, Groningen 1855. In 1566 was sprake van "enen bult, de mee vergaen were buten den sandtwech daer nu de dijck up was settet, gheheten Duirkeweer". Mogelijk betrof dit een dwarsdijkje dat vanaf het Hondepad ter hoogte van de huidige Trekweg naar het oosten liep. S.H. Abels en D.F. Kuiken (ed.), Oldambtster Warfsminuten 1563-1592, Groningen 1996, nr. 127a. L.A.H. de Smet, Het Dollardgebied. Bodemkundige en landbouwkundige onderzoekingen in het kader van de bodemkartering, Wageningen 1962, bijlage 2.
In 1527 werd de vraag gesteld of het mogelijk was "dat de meyger des Rades Ffeenlant ghenomet bedikede". Dit betreft landerijen in de Tussenklappenpolder. Acker Stratingh en Venema noemen inderdaad de Hondelaan een "oude dijk" en de Oudeweg een "vermoedelijke dijk". P.J. Blok, Rekeningen der stad Groningen uit de 16de eeuw, Den Haag 1896, p. 92. 'Kaart van den Dollard (bij laag water)', in: G.A. Stratingh en, G.A. Venema, De Dollard of geschied-, aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen boezem der Eems, Groningen 1855. In 1566 was sprake van "enen bult, de mee vergaen were buten den sandtwech daer nu de dijck up was settet, gheheten Duirkeweer". Mogelijk betrof dit een dwarsdijkje dat vanaf het Hondepad ter hoogte van de huidige Trekweg naar het oosten liep. S.H. Abels en D.F. Kuiken (ed.), Oldambtster Warfsminuten 1563-1592, Groningen 1996, nr. 127a. L.A.H. de Smet, Het Dollardgebied. Bodemkundige en landbouwkundige onderzoekingen in het kader van de bodemkartering, Wageningen 1962, bijlage 2.
De sluis van 1542 komt voor onder de namen Karmer Zyll (1574), Carningerzijlldeep (1586), Carningezijll (1588), Karmelzijll (1590).l De opvolger van deze sluis bij Scheemderzwaag (eigenlijk: Eexterzwaag) heette eveneens Carmersijll, Karmerzijl, Kermerzijl of Carrenga-zijl (1601), later ook Zwaagsterzijl genoemd. Een ouder tracé van het zijldiep bij Medumertol werd gevormd door de Kuindersloot. Deze naam was kennelijk ontleend aan het perceel Kuinder ten noorden van de Leest. Diarium van Egbert Alting, Den Haag 1964, p. 677, 733, 794. Strating en Venema, De Dollard, p. 109, 261. Wobbe de Vries, Groninger plaatsnamen, Groningen 1946, p. 83. RHC Groninger Archieven 722, inv.nr. 1, 60. Meindert Schroor, De Atlas der Stadslanden van Groningen (1724-1729), Groningen 1997, p. 28 en kaart nr. 1; Groninger Archieven 2100.039.3 (1574).
Het Galgenboschje werd in 1911 verkocht en twee jaar later afgegraven, waarbij skeletten werden gevonden; 150 eiken waren al in 1904 gekapt. Overleveringen verhaalden over een ondergrondse gang van de kerk naar het Galgenboschje. Nieuwsblad van het Noorden, 14 januari 1904, 31 augustus 1911; Provinciale Drentsche en Asser Courant, 28 mei 1913.
knaw.nl
resources.huygens.knaw.nl
De sluis van 1542 komt voor onder de namen Karmer Zyll (1574), Carningerzijlldeep (1586), Carningezijll (1588), Karmelzijll (1590).l De opvolger van deze sluis bij Scheemderzwaag (eigenlijk: Eexterzwaag) heette eveneens Carmersijll, Karmerzijl, Kermerzijl of Carrenga-zijl (1601), later ook Zwaagsterzijl genoemd. Een ouder tracé van het zijldiep bij Medumertol werd gevormd door de Kuindersloot. Deze naam was kennelijk ontleend aan het perceel Kuinder ten noorden van de Leest. Diarium van Egbert Alting, Den Haag 1964, p. 677, 733, 794. Strating en Venema, De Dollard, p. 109, 261. Wobbe de Vries, Groninger plaatsnamen, Groningen 1946, p. 83. RHC Groninger Archieven 722, inv.nr. 1, 60. Meindert Schroor, De Atlas der Stadslanden van Groningen (1724-1729), Groningen 1997, p. 28 en kaart nr. 1; Groninger Archieven 2100.039.3 (1574).
In 1527 werd de vraag gesteld of het mogelijk was "dat de meyger des Rades Ffeenlant ghenomet bedikede". Dit betreft landerijen in de Tussenklappenpolder. Acker Stratingh en Venema noemen inderdaad de Hondelaan een "oude dijk" en de Oudeweg een "vermoedelijke dijk". P.J. Blok, Rekeningen der stad Groningen uit de 16de eeuw, Den Haag 1896, p. 92. 'Kaart van den Dollard (bij laag water)', in: G.A. Stratingh en, G.A. Venema, De Dollard of geschied-, aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen boezem der Eems, Groningen 1855. In 1566 was sprake van "enen bult, de mee vergaen were buten den sandtwech daer nu de dijck up was settet, gheheten Duirkeweer". Mogelijk betrof dit een dwarsdijkje dat vanaf het Hondepad ter hoogte van de huidige Trekweg naar het oosten liep. S.H. Abels en D.F. Kuiken (ed.), Oldambtster Warfsminuten 1563-1592, Groningen 1996, nr. 127a. L.A.H. de Smet, Het Dollardgebied. Bodemkundige en landbouwkundige onderzoekingen in het kader van de bodemkartering, Wageningen 1962, bijlage 2.